Néerlandais dans le secondaire/le magasin : exercice lacunaire : correction
Apparence
- (Een aanbetaling) is een geldsom die je op voorhand betaalt als je bijvoorbeeld iets bestelt.
- De trein uit Antwerpen is om 8 uur vertrokken en om 8.50 in Brussel (aangekomen).
- Met (een bankkaart) kun je geld uit een geldautomaat halen.
- Volgens mij (bestaan) feeën alleen maar in sprookjes.
- We hebben dit boek niet in voorraad, wilt u dit (bestellen)?
- In onze winkel kunt u met een bankkaart (betalen).
- Het parlement moet (het budget) voor volgend jaar goedkeuren.
- Kleding voor kinderen vindt u op (de kinderafdeling), voor vrouwen is het op (de damesafdeling) en voor mannen op (de herenafdeling).
- Bij een pak draagt men vaak (een das).
- Cadeau is synoniem met (geschenk) = cadeau betekent hetzelfde als (geschenk)
- Als iets naar verhouding veel geld kost, dan is het (duur). Als het weinig kost, dan is het (goedkoop).
- Als je iets wilt weten, dan ga je (inlichtingen) vragen.
- Je moet aan (de kassa) betalen.
- U kunt deze broek in (de paskamer) passen.
- We hebben een ruime (keuze) in schoenen = we hebben schoenen in allerlei soorten en maten.
- Iemand die iets in een winkel koopt is (een klant).
- Kunt u me (helpen) de straat over te steken. Ik ben blind.
- (Een laars) is een soort schoeisel dat tot de knie reikt.
- Hij heeft grote voeten. Hij heeft (maat) 47.
- Auto's zijn er in verschillende (modellen), sommige rijden op diesel, andere op benzine.
- Een week telt ongeveer 600 000 seconden, om precies te zijn is dat 604800.
- De (prijs) van een (product) = hoeveel je ervoor moet betalen.
- Een paskamer is een ruimte waar je nieuwe kleding (past).
- Het is koud hier. Ik ga een warme wollen (trui) aantrekken.
- Het is april. (Volgende) maand is het mei.
- We hebben geen melk meer. (De voorraad) is op.