Néerlandais dans le secondaire/le téléphone : exercices lacunaires

Un livre de Wikilivres.

Invuloefening[modifier | modifier le wikicode]

Vul in met het juiste woord.

achterlaten - afwezig - het antwoordapparaat - bellen - bezet - de boodschap - doorgeven - iemand doorverbinden met - haast hebben - herhalen - horen - de klant - de klantedienst - langzaam - later - het lawaai - de pieptoon - de reis - het telefoontje - terugbellen - snel - de vergadering - het verkeerd nummer - verstaan - wachten - de zin - zodra


  1. De directeur is er niet. Hij is ............. .
  2. Dit is het .............. van Dupont, .............. een boodschap .............. na de .............. . Piiiieeep.
  3. Met een telefoon kan je .............. .
  4. Deze plaats is niet meer vrij. Hij is ............... .
  5. Laat een .............. achter na de pieptoon.
  6. De secretaresse .............. de boodschap van meneer Dupont .............. aan de directeur.
  7. Als je met iemand anders wilt praten, dan .............. de secretaresse je .............. met die persoon.
  8. Ik heb niet veel tijd. Ik ............... .............. .
  9. Kunt u dat opnieuw zeggen = Kunt u dat .............. .
  10. Zodra de buurman lawaai begint te maken, kan ik de televisie niet meer ............... .
  11. Deze kruidenier heeft veel .............. . Veel mensen gaan naar zijn winkel.
  12. De secretaresse zal je doorverbinden met iemand van de .............. om je vraag te beantwoorden.
  13. Als je iets niet snel doet, dan doe je het .............. .
  14. Met een Ferrari kun je ............. rijden.
  15. Ik heb nu geen tijd. Ik ga je ............. ............. .
  16. De buren maken ............. wanneer ze een tuinfeest hebben.
  17. Thomas Cook en Neckermann organiseren ............. .
  18. Ik kan nu niet weg want ik verwacht een ............. .
  19. De ministers zijn op een ............. om over de economie van het land te praten.
  20. Je moet 02/252-12-13 bellen, niet 02/252-12-14. Je hebt een ............ ............ gebeld.
  21. Ik ............ geen Chinees.
  22. Je moet geduld hebben en leren ............ ,.
  23. Je moet een hoofdletter schrijven aan het begin van een ............ .
  24. ............ het avond wordt, doen de mensen hun lichten aan.