« Néerlandais/Dans le secondaire/la météo » : différence entre les versions

Un livre de Wikilivres.
Contenu supprimé Contenu ajouté
Aucun résumé des modifications
Ligne 17 : Ligne 17 :


== De neerslag -- les précipitations ==
== De neerslag -- les précipitations ==
{|
*{{knop|regent}} Het regent / regende - Il pleut / pleuvait
**{{knop|regen}} De regen -- la pluie
|{{knop|regent}} Het regent / regende || Il pleut / pleuvait
|-
**{{knop|motregen}} De motregen -- la bruine
**{{knop|stortregen}} De stortregen -- l'averse
|{{knop|regen}} De regen || la pluie
|-
*{{knop|sneeuwt}} Het sneeuwt / sneeuwde -- Il neige
**{{knop|sneeuw}} De sneeuw -- la neige
|{{knop|motregen}} De motregen || la bruine
|-
** De natte sneeuw -- la neige humide "en torchons"
*{{knop|hagelt}} Het hagelt / hagelde - grêler
|{{knop|stortregen}} De stortregen || l'averse
|-
**{{knop|hagel}} De hagel -- la grêle
|{{knop|sneeuwt}} Het sneeuwt / sneeuwde || Il neige
* Het ijzelt / ijzelde - verglacer
|-
**{{knop|ijzel}} De ijzel -- le verglas, la pluie verglaçante
|{{knop|sneeuw}} De sneeuw || la neige
*De bui -- l'ondée
|-
*De dauw. -- la rosée.
|{{knop|natte}} De natte sneeuw || la neige humide "en torchons"
*De rijp. -- le givre
|-
|{{knop|hagelt}} Het hagelt / hagelde || grêler
|-
|{{knop|hagel}} De hagel || la grêle
|-
|{{knop|ijzelt}} Het ijzelt / ijzelde || verglacer
|-
|{{knop|ijzel}} De ijzel || le verglas, la pluie verglaçante
|-
|{{knop|bui}} De bui || l'ondée
|-
|{{knop|dauw}} De dauw. || la rosée.
|-
|{{knop|rijp}} De rijp. || le givre
|}


== De omstandigheden - Les conditions ==
== De omstandigheden - Les conditions ==

Version du 29 novembre 2017 à 23:08

En néerlandais on employe surtout des verbes impersonnels en discutant la météo, même plus qu'en français

Tout comme en français il prennent seulement un pronom impersonnel "het", comme "il" en français:

regenen -- pleuvoir
het regent -- il pleut

"ik regen", comme "je pleuts" n'existe pas.

Tous les verbes impersonnels prennent "hebben" comme verbe auxiliaire du parfait:

het heeft geregend -- il a plu.

Weer

  • noicon
    het weer - le temps, la météo
  • noicon
    de tijd -- le temps (les heures, les siècles)

De neerslag -- les précipitations

noicon
Het regent / regende
Il pleut / pleuvait
noicon
De regen
la pluie
noicon
De motregen
la bruine
noicon
De stortregen
l'averse
noicon
Het sneeuwt / sneeuwde
Il neige
noicon
De sneeuw
la neige
noicon
De natte sneeuw
la neige humide "en torchons"
noicon
Het hagelt / hagelde
grêler
noicon
De hagel
la grêle
noicon
Het ijzelt / ijzelde
verglacer
noicon
De ijzel
le verglas, la pluie verglaçante
noicon
De bui
l'ondée
noicon
De dauw.
la rosée.
noicon
De rijp.
le givre

De omstandigheden - Les conditions

  • noicon
    Het waait / woei -- Il y a du vent, il souffle
    • noicon
      De wind -- le vent
    • noicon
      De windhoos -- la tornade
    • noicon
      De windstoot -- le coup de vent
  • noicon
    Het mist / mistte - brouillarder
    • noicon
      De mist, de nevel -- le brouillard.
  • noicon
    de wolk -- le nuage
  • noicon
    Het onweert / onweerde - (orager)
    • noicon
      Het onweer -- l'orage
  • Het bliksemt / bliksemde - (foudroyer)
    • noicon
      De bliksem -- la foudre
  • Het dondert / donderde - tonner
    • noicon
      De donder -- le tonnerre

's Winters - En hiver

  • Het vriest / vroor - Il gèle
    • noicon
      De vorst -- le gel
    • noicon
      Lichte vorst -- 0°C - -5°C
    • noicon
      Matige vorst -- -5°C - -10°C
    • noicon
      Strenge vorst -- <-10°C
  • Het dooit / dooide - Il dégèle
    • noicon
      De dooi -- le dégel

Uitdrukkingen - les expressions

  • Het is mooi weer. - Il fait beau
  • Het is slecht weer. - Il fait mauvais temps
  • Het is zonnig.
  • Het is bewolkt. - C'est nuagé
  • De lucht klaart op. -- L'air s'éclaircit
  • De lucht betrekt. -- L’air s’obscurcit
  • Er zijn wat wolken. -- Il y a quelques nuages
  • Dat is een onweerswolk. -- C'est un nuage orageux
  • Een lucht met schapenwolken. -- Un ciel couvert de cirrocumulus.
  • Buiïg weer. -- temps marqué par une alternance d'averses
  • Het is bar koud -- Ça caille.
  • Het is koud. - Il fait froid.
  • Guur weer -- un temps trempé, froid et tempétueux
  • Het is fris. -- un vent frais, mais pas trop désagréable
  • Het is koel weer. -- un peu frais
  • Het is lekker warm. -- agréablement chaud
  • Het is heet. -- très chaud
  • Een temperatuur van twintig graden.
  • Temperaturen rond het vriespunt.
  • Tussen 10 en 12 graden.