Grammaire néerlandaise/le verbe/les verbes à particules séparables/les transports/exercices
Vocabulaire
[modifier | modifier le wikicode]- à 18 heures : om 18 uur
- après : na
- arriver : aan/komen
- décoler : op/stijgen
- descendre (du bus, du tram, etc) : uit/stappen
- descendre (du vélo) : af/stappen
- maintenant : nu
- monter (dans le bus, du tram, etc) : in/stappen
- le pont : de brug
- rentrer : thuis/komen
- tourner : af/slaan
- le travail : het werk
- travereser (la rue, le pont) : over/steken
Traduction
[modifier | modifier le wikicode]- Je rentre à la maison à 18 heures.
- Au rond-point, tournez à gauche.
- Nous traversons la rue.
- Tu descends du bus.
- Je descends maintenant du vélo.
- Nous traversons le pont.
- L'avion décolle.
- Il arrive à dix heures.
- Il descend de l'avion.
- Au feu de signalisation, tourne à droite.
Correction
[modifier | modifier le wikicode]- Ik kom om 18 uur thuis.
- Sla op de rotonde linksaf.
- We steken de straat over.
- Je stapt uit de bus.
- Ik stap nu van de fiets af.
- We steken de brug over.
- Het vliegtuig stijgt op.
- Hij komt om tien uur aan.
- Hij stapt uit het vliegtuig
- Sla bij het verkeerslicht rechtsaf.